Geeft inzicht in digitale fotografie
Techniek
Hieronder vindt je een overzicht van moeilijke woorden en afkortingen die in de fotografie gebruikt worden. We geven de betekenis van deze woorden en afkortingen en geven een korte uitleg van de technieken.
Afkortingen worden eerst uitgeschreven en vertaald naar het Nederlands. Omdat veel Engelse thermen worden gebruikt zijn ook deze opgenomen in de woorden lijst.
Klik op de link om extra uitleg te lezen.
Fotografie, video en computer techniek
A = Aperture preset = Diafragma voorkeuze
ADL = Active D-Lighting = Contrast beheersing bij Nikon
AE-lock = Auto Exposure lock = lichtmeting vastzetten
AEB = Auto Exposure Bracketing = Automatische belichtings variatie
AF = Auto Focus = Automatisch scherpstellen
AF-S = Auto Focus Single = Eenmalig automatisch scherpstellen
AF-C = Auto Focus Continu = Continu automatisch scherpstellen
AF-A = Auto Focus Automatic = Automatisch opnieuw scherpstellen
AI-servo = Auto Intelligence Servo = AF-C
AI-focus= Auto Intelligence Focus = AF-A
Anti alias = Het verzachten van overgangen in je foto
Anti-shake = onderdrukking van bewegingsonscherpte
Aperture = diafragma
Aspect ratio = verhouding van hoogte en breedte je foto
Artifact = onzuivere willekeurige onstane informatie
Av = Aperture value = Diafragma voorkeuze
Barrel distortion = tonvormige lensvertekening
Batterij = accu = stroombron
Beeldhoek = grootte van het blikveld die een lens kan waarnemen/weergeven
Beeldstabilisatie = onderdrukking van bewegingsonscherpte
Beeldverhouding = verhouding van hoogte en breedte je foto
Bit/Bitrate = beschrijving van aantal helderheden per kleur
Burst = maximaal aantal foto dat per seconde genomen kan worden
Bracketing = variaties in bijvoorbeeld helderheid of kleur
DPI = Dots per inch = pixels per inch = hoeveelheid informatie per maateenheid
Contrast omvang = Omvang van het verschil in helderheden per stops welke een camera kan vastleggen
Compressie = Verkleind bewaren van bestanden = vraagt minder opslagruimte
Compositie = Samenstelling van bijvoorbeeld de informatie in je foto.
CF-card = opslagmedium voor foto bestanden.
Chromatische abberatie = kleur afwijking
Converteren = omzetten.
Depth of field = Scherptediepte
D-Lighting = Contrast beheersing bij Nikon
Diafragma voorkeuze = Automatische stand waarin je zelf het diafragma kiest en de camera automatisch een sluitertijd zal instellen
Digitale zoom = Digitaal vergroten of verkleinen = Softwarematig uitsnijden van een deel van je foto. Hierdoor kun je de foto minder groot afdrukken.
Distortion = vervorming
Dynamic range = Dynamisch bereik = Omvang van het verschil in helderheden welke een camera kan vastleggen. Dit wordt meestal aangegeven in stops.
Exif = Informatie over je camera instellingen welke je terug kunt lezen in software programma’s.
Exposure = belichting
Firmware = Software versie. Soms is er een aangepaste software versie voor je camera. Je camera kan dan meer instellen of beter functioneren.
HD = Hard Disk = Harde schijf
High-key = Voornamelijk lichte tinten
Histogram = grafiekdie de helderheden in je foto weergeeft
HDR = Hoog dynamisch bereik. Met deze techniek maak je meerdere foto's van verschillende helderheid. En combineert deze informatie in een nieuw bestand met extra veel doortekening in de lichte en donkere delen.
Interpolatie = herberekenen of verzinnen van nieuwe pixels
JPG of JPEG = Foto bestandsformaat
IS = Image Stabilisation
ISO = Lichtgevoeligheid van de sensor
Lens = objectief
Lichtafval = minder licht in de hoeken van de foto
Low-key = voornamelijk donkere tinten
Macro = kleine dingen groot weergave
Manueel focus = Handmatig scherpstellen
Moiré = interferentie van 2 patronen. Bijvoorbeeld de lijnen van je onderwerp en het lijnenpatroon van je sensor of drukwerk. Bij het fotograferen van lijnen een lijnen patroon in vitrage, stof of metselwerk zal er een regelmatig vlekken patroon ontstaan.
Nef = Raw bestand van Nikon
Noise = Ruis = Spikkels in je foto = willekeurige helderheid en kleurverschil door hoge ISO of Langer sluitertijden
Objectief = lens
OIS = Optical Image Stabilisation
One Shot = AF-S = Eenmalig automatisch scherpstellen
P = Programme = Programma stand
Perspectivische vertekening = objecten dichter bij worden groter weergegeven. objecten verder weg worden kleiner weergegeven.
P = Programma stand = Automatische belichten en flitsen
pixel = kleinste deeltje van een digitaal bestand die de kleur en helderheid van dat deel van de foto beschrijft. Hoe meer pixels je hebt, hoe meer detaillering je kan weergeven. Net als bij een mozaïek.
preview = voorvertoning
Raw = de onbewerkte helderheid en kleurinformatie van de sensor
Resolutie = hoeveelheid pixels per maateenheid. Meesatl aangeduid in DPI = Dots per Inch
S = Shutter preset = Sluitertijd voorkeuze
Stop = 1 stap correctie welke een verdubbeling of halvering in belicht oplevert. Bijvoorbeeld in sluitertijd, diafgragma, ISO-waarde of hoeveelheid flitslicht.
S = Single = Enkelvoudige opname
Ruis zie Noise
Scherptediepte = Gebied dat scherpt wordt weergegeven
Sensor = onderdeel van de camera welke het beeld vast legt
Sluitertijd voorkeuze = Jij kiest de sluitertijd, het diafragma wordt automatisch gekozen door de camera
SSD = Solid State Disk = Geheugenopslag voor de computer zonder bewegende delen
SD-card = geheugen opslag voor de camera
Thumbnail = kleine voorvertoning = kleine afbeelding
Tiff = fotobestandsformaat
Tv = Time Value = Sluitertijd voorkeuze
Tonvormige vertekening = optische vertekening = vertekening door de lens
Verscherpen = kunstmatig foto's scherper maken
Vignetering = donkere hoeken in je foto.
Voorvertoning = weergave van de afbeelding
VR = Vibration reduction = beeldstabilisatie
WB = White balans = Wit balans = Kleurbalans
WiFi = digitale radio verbinding
Witbalans = kleurbalans in de foto
XD-card = ouder opslag system voor camera's. is nu meestal vervangen door SD
WaalWeb Webdesign © 2010 – powered by Site Optimizer
Voor deze pagina moet u javascript aan hebben staan!